-
1 hout
1 [stof waaruit bomen bestaan] wood♦voorbeelden:1 een lading/stuk hout • a load/piece of wood〈 figuurlijk〉 van dik hout zaagt men planken • 〈 met betrekking tot overdrijven〉 he/she 〈enz.〉 is laying it on thick ; 〈 met betrekking tot botheid〉 not very subtle, is he/she 〈enz.〉hout hakken/zagen • chop/saw woodhout sprokkelen • gather wooddie redenering snijdt geen hout • that line of reasoning will not wash -
2 van dik hout zaagt men planken
van dik hout zaagt men planken〈 met betrekking tot overdrijven〉 he/she 〈enz.〉 is laying it on thick ; 〈 met betrekking tot botheid〉 not very subtle, is he/she 〈enz.〉Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > van dik hout zaagt men planken
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Английский